Toen ik deze winter mijn eerste val maakte, door in een bocht met koud, glad weer over zo’n witte zebrastreep te rijden, vertelde iemand me dat ik pas echt meetel als poldertrapster wanneer ik mijn sleutelbeen eenmaal gebroken had. Ik vind dat een eng idee, ik kan me zo voorstellen dat het enigszins pijn doet.
Ik fiets weleens met iemand wiens motto is dat sturen het nieuwe remmen is. Met die gedachte ben ik een beetje aan het oefenen om harder bochten door te komen, in de stad, buiten de stad, alleen, in de groep. Slechts in het uiterste geval mag ik remmen, ik wil immers niet als een toerder de bocht door kruipen. Doodsangsten sta ik uit bij sommige bochten: wat nu als ik tegen die muur oprijdt, of erger nog van dat dijkje af, een slipper maak en iets breek. Maar ja, alles om er niet als een toerder bij te rijden he...
Hoe groot is de kans dat ik val eigenlijk? Als ik volop meetrappend de Amerongse afrijd aan de lange kant. Als ik liggend op het stuur in een Cancellariaanse houding volle bak over een bobbeltje rijd. Als ik met nat weer plots moet remmen en mijn remmen met enige vertraging ineens de wielen weten stil te zetten. Of als ik een enorme zijwaartse rukwind op mijn uitermate onhandige, doch mooie velgen vang?
De nerd in mij zou wel een risicoanalyse willen maken, de empirische poldertrapster in mij weet de risico’s allang op te noemen, is op de hoogte van de toevalligheden en onregelmatigheden in de omstandigheden en zal niet eens proberen een risicoanalyse te maken. Fietsen in Noord-Holland is levensgevaarlijk! Zo simpel is het! En niet alleen voor mij hoor, ook voor mijn omgeving.
Zo begon ik gisteren in volle snelheid, tijdens het passeren van een niets vermoedende in stilte verkerende wandelaar, plots tegen mijn fietsmaat te praten. De wandelaar schrok zich rot!
Of de vrouw en de Garmin:“Links af! Nee niet hier, de volgende pas. Ja nu! Nee dat is rechts! Ja nu zijn we van de route, kunnen we mooi omdraaien.” Dat is niet veilig om voor je te hebben op de weg. In mijn geval is het nog erger: als ik op kop rijd en je vertelt me rechtsaf te gaan, ga ik doodleuk links. Gevolg, achter me, slordig op elkaar gestapelde renners.
Dan is er gewoon nog het niet opletten, na een paar uur in eenzaamheid met de iPod over smalle plattelandswegen weer de stad inkomen en net, op een haartje na langs een rijdende auto schieten. Terwijl ik al zo leeg ben dat ik het me niet meer besef ...
Er zijn dus veel verschillende factoren. Maar er is 1 ultieme bottenbreker die in al zijn voorspelbaarheid heel onvoorspelbaar is en dat is de eend. Met nat doet ie een beetje raar, gaat ie midden op de weg in een plasje water zitten of aan de rand van de weg staan grazen. Her en der liggen ze in deze regentijd aan de kant van de weg: hoopjes veren met wat uitgesmeerd rood. Heel sneu. Maar als het erop aan komt, zijn die beesten vijand nummer 1 van de serieuze poldertrapster. Zo reed ik pas lekker een stukje met een jongen op een koersfiets waarvan de remkabels aan vervanging toe waren. Onder deze omstandigheden moest hij gespitst zijn op tijdig remmen of heul maar dan ook heueul goed sturen. Op het moment dat we met een snelheid van 32 een dijkje nemen, staat daar die eend... onbeweeglijk. Mijn maat gaat volop in de verrotte remmen en 5 cm voor de eend staat hij stil en klikt uit. Een zucht van opluchting en het besef hoe de afloop ook had kunnen zijn: chirurgen, mitella’s en de Tacx... En de eend? Die bleef gewoon staan, bewoog zijn kop niet eens!
Vorige week, Ronde Hoep, de teller op 34 km/h, aan de rechterkant van de weg hebben meneer en mevrouw eend een momentje voor elkaar en voor mij een tegenligger in de auto. Ik houd mijn benen stil, het prachtige geratel van mijn naven snijdt door de stilte. Mevrouw eend staat op, meneer eend wordt gelanceerd en vliegt rakelings langs mijn gezicht, een hand voor mijn ogen en een slinger, een beetje uit evenwicht, meneer eend is weg, de tegenligger zet de voet op de rem en stuurt iets naar de andere kant van de weg, ik hervind mijn evenwicht, hand terug op het stuur, trappend, fiets bijsturen en naar de zijkant van de weg, mevrouw eend begint te waggelen, de tegenligger kijkt me recht in de ogen, ik hang met mijn lichaam iets naar de rechterkant en net op tijd voorkom ik dat ik een hoopje haar met wat uitgesmeerd rood aan de kant van de weg word.
Het zou je maar overkomen als eendenkuikentje, dat je op deze wereld komt met het verhaal van ma en pa eend die terwijl ze aan het “knuffelen” waren en een “nestje bouwden om jou, het eendenkuikentje te verwelkomen” er een mensenkuiken van de fiets werd gereden, omdat papa en mama eend zonodig langs de weg..... dat is toch ondragelijk!
En ik maak me druk om een sleutelbeenbreukje of een slag in het wiel.
Ik kwam er vandaag ook een paar tegen. Midden op het fietspad, levensgevaarlijk! http://www.mobypicture.com/user/brewbart/view/6541815
ReplyDeleteIk had er ook weer een aantal nadat ik dit stukje schreef, iedere keer gespannen er langs rijden, angstig of het de zoete wraak van de eenden zou zijn. Kleine terroristen zijn het, maar zo schattig en raar
ReplyDelete