Monday, January 31, 2011

Over Maarten Tjallingii ...

...en al die andere fietsjongens.

Het is nog niet eens zo gek lang geleden dat ik met mijn fototoestelletje op het Museumplein stond om foto’s te maken van wielrenners. De Giro was in de stad en voor mij was het de eerste keer dat ik de mannen - die ik normaal op tv zie – van dichtbij kon aanschouwen. Ik weet nog precies hoe ik me voelde, ik was een beetje zenuwachtig en stond maar foto’s te maken van renners op hun mooie fietsen. Het was echt een bijzondere dag en ik heb zeker 1000 foto’s gemaakt.

Ook vorig jaar - maar dan wat later in het seizoen – zat ik bij het NK tijdrijden in de volgwagen van Vos en stond ik foto’s te maken van Jos van Emden die op het podium stond. Ik stond een meter van Lars Boom vandaan en iets later bewonderde ik de fietsen van de Vacansoleitjes.... ik ontwikkelde mij tot een heuse fan!
Inmiddels ben ik al met de hoofdredacteur van Fiets mee geweest naar de presentatie van de Rabo’s in de Efteling en heb ik de mobiele nummers van renners in mijn telefoon staan. Want ik schrijf immers over fietsen...

Ik ben journalist.

Maar ik ben ook gewoon een wielerfan! Die gasten in het lycra zijn doodgewoon mijn helden! En ik ben nog niet helemaal gewend aan mijn journalisten-rol. Het journalisten pak zit nog niet helemaal goed. Deze week lijk ik in een stroom versnelling terecht te zijn geraakt, donderdag reis ik af naar het zuiden om Jos van Emden te gaan interviewen en tien minuten geleden werd ik terug gebeld door Maarten Tjallingii. Ik heb contact met de perspersoon van de ploeg van Niki Terpstra en ben al en tijdje op Hoogerland aan het jagen. Dat maakt dus best wel indruk op mij. Zo stond ik net nog te stotteren op de voicemail van Maarten Tjallingii: “Oh, ik kom niet meer uit mijn woorden, ik bel je later wel terug.” hoor ik mezelf zeggen terwijl ik het bericht inspreek. Ik kon wel door de grond zakken. Gelukkig belde hij me lachend terug, dat interview komt er wel. 
En over een tijdje zal ik er wel aan gewend zijn om contact te hebben met mijn helden... de mannen in lycra.

Maar, hoe moet het nou als ik Niki bel?



Sunday, January 30, 2011

Naast de buurman

Om mijn deelname aan Alpe D’huZes 2011 te steunen heeft Roseversand mij een fiets gegeven die ik, voor een jaar, mag gebruiken. Aan het eind van dat jaar gaat de fiets weer terug naar Duitsland. Het grote Duitse fietsbedrijf heeft naast de al bestaande Red Bull racefietsen nu ook een lijn fietsen die de naam Rose draagt. Wat is er nou leuker dan een fietsmeisje of poldertrapster of klimgeit –in-wording die Rose heet op een fiets met dezelfde naam? Gisteren heb ik die fiets opgehaald.

Bij EPbike in Zeist is de fiets gebruiksklaar gemaakt. Nu was dat weinig werk, want Roseversand heeft de fiets keurig afgeleverd. Hier en daar nog wat afstellen, mijn eigen zadel erop, Polar overzetten en klaar. Ik heb gisteren een klein stukje op de nieuwe fiets gereden en – zo moet ik eerlijk toegeven – het voelt een beetje gek. Allereerst zijn er de kleine verschillen in geometrie, deze fiets is iets zenuwachtiger dan mijn oude. Dan is er het verschil in gewicht, het lijkt net alsof ik op een veertje rijd. En als klapper op de vuurpijl, de andere afmontage met een ander verzet. Ik koos voor Sram Force en moet nog wennen aan het schakelen, al wist ik van de Sram Rival groep die op mijn Empella zit dat het een lekker systeem is. Op de nieuwe fiets zit ene andere cassette, met kleinere stapjes, dat is nog even wennen. Het blad voor heeft een ander formaat en ik zocht gisteren nog naar mijn cadans.

Ik moet alleen wel toegeven dat er iets niet helemaal lekker zit. De fiets staat bij me in huis en iedere als ik er langs loop of als mijn blik erop valt dan schrik ik een beetje. “Die stond er gisteren nog niet” denk ik dan.
Het is eigenlijk net alsof de buurman mijn huis in is gelopen en naast me in bed is komen liggen terwijl ik sliep. Dat ik dan wakker word en naast me een leeg kussen verwacht, maar in plaats daarvan ligt daar .... de buurman! Ik sta op, ga een ontbijtje klaarmaken, kom terug uit de keuken en wie zit daar op de bank in zijn onderbroek met de afstandsbediening in de hand tv te kijken? De buurman! Wat doet die gozer hier? Ik kijk – hoe vaak zie je de buurman nou in zijn onderbroek – en ontdek dat hij best een goed lijf heeft. Ik droom weg, zie zijn schoonheid en met een klapper kom ik terug op aarde... “De buurman zit in zijn onderbroek op de bank! Dat is toch op zijn minst alarmerend?” In de loop van de dag – als de buurman zich eindelijk aangekleed heeft – raken we in gesprek, we maken grapjes en leren elkaar wat beter kennen. Ik vertel de buurman dat hij dat niet meer zomaar mag doen, zo mijn huis binnenvallen, en de buurman laat zien aan me dat het een hartstikke leuke jongen is.... zoiets.

Kortom... de nieuwe fiets is mooi, alles klopt eraan, alleen ik moet nog een beetje wennen. Ik kan er nog niet zo goed mee overweg, maar ik weet dat ik in de loop van de week aan iedereen die het maar horen wilt ga vertellen dat dit de beste fiets is en dat ik nooit meer wat anders wil.

Toch jammer dan, dat de buurman aan het eind van het jaar terug naar de buurvrouw moet.

Friday, January 28, 2011

Verdrietig

Gek genoeg ben ik een beetje triest. In mijn hoofd speelt het filmpje van het afgelopen jaar. De eerste tochtjes met mijn vriendin Mira. Tochtjes die voor mij een ontdekking waren, verbazing, er is een wereld buiten de ring? Kopjes koffie aan de ringvaart, toertochtje bij Amersfoort, lachen in de trein, toeristische classics rijden, mijn eerste val partij. En dan vorig jaar Februari, toen ik voor het eerst ging trainen – ik wist nog niet waarvoor of hoe – maar ik ging trainen. Met een maand fietsen in de benen onderging ik de beproeving van het voor de eerste keer fietsen in een groep. En dan wel een groep die met gemak wat sneller kon fietsen dan ik. Dat is nog niet eens een jaar geleden, technisch gezien fiets ik nog maar 13 maanden! En die 13 maanden reed ik op mijn Focus. En diezelfde Focus heb ik net ontdaan van de cadanssensor, snelheidssensor, pedalen en zadel... want vanaf morgen heb ik een nieuwe fiets.

Ik zou dan toch eigenlijk blij moeten zijn?

Terwijl ik de Focus in het rijtje fietsen hang, tussen de MTB en de crosser, vertel ik mezelf dat ik de Focus als trainings-fiets ga gebruiken, of als winter-fiets, maar ik weet dat, dat in alle waarschijnlijkheid niet gaat gebeuren.

Die Focus is een tank, zo stijf dat ik alle kanten op stuiter, hij is zwaar en soms een beetje lomp. Maar die Focus is wel mijn Herbie! Niet de mooiste, niet de snelste, maar ergens gewoon mijn vriendje. Het vriendje waarmee ik het hooggebergte heb ontdekt, waarop ik royaal loste bij het trainingskoersje op de club. De Focus met het 50 voorblad waarmee ik gewoon niet meekom.
Sinds februari zit er een wit stuurlintje op en dat heb ik – omdat ik niet zoveel geld heb – na elk ritje braaf schoongemaakt. Dat lintje is tot voor kort spierwit gebleven.

De lak aan de achterkant van de Focus is wit, mat wit, dat wordt heel snel vies. Dat maakte ik - inclusief de witte belettering op de rest van het frame – na elk ritje schoon met ontvetter. Op die manier bleef het wit zo lekker fris.

Mijn Focus.

Wat een fijne fiets.

Ik voel me net een kerel van in de vijftig die zijn oude Saab en gerimpelde Marie aan de kant zet voor een snelle Porsche met daarin een jonge strakke Sabine.

Ik zal altijd van mijn Focus blijven houden, net zoals de 50 jarige Robert die met regelmaat terugdenkt aan zijn Marie.




































foto: Sander Heezen

Monday, January 24, 2011

De grote R

Nu moet ik toegeven dat ik me er ook schuldig aan maak, tijdens de twitterrit was ik, als directrice, de enige in het roze shirt. Dat had wel wat.

Maar is het nu serieus niemand opgevallen dat Lance Armstrong een grotere R op zijn shirtje heeft?



Dat vind ik dan wel weer grappig!
Ik begrijp het wel..... bij de volgende Twitterrit ga ik ook weer zoiets doen.
Niets mis mee!

Sunday, January 23, 2011

hoge nood!

Meestal komt ie opzetten zo net voorbij Sloten of ergens ten hoogte van Ouderkerk. Het ligt er maar een beetje aan hoe ik rijd, want soms heb ik m ook in het Amsterdamse bos. Dan moet ik dus mijn fiets tegen een boom zetten, mijn jasje uitdoen en aan een tak hangen, mijn shirt om mijn nek laten bungelen, mijn fietsbroek op de knieën en loslaten. Ik noem het ’t acht kilometer plasje. Wat ik ook doe, hoe vaak ik van te voren naar het toilet ga, het plasje wilt altijd - ergens tussen de zes en tien kilometer van huis - dat ik even van de fiets stap.

Zou ik nou twee keer in de week fietsen, dan was dat hele plasje niet zo’n punt geweest. Maar ik zit vaker op de fiets en loop daarom wel elke week bij dezelfde zaken naar binnen met de vraag – wiebel, wiebel, spring, spring, moeilijk kijkend er toch een glimlach uit persend – of ik even van het toilet gebruik mag maken.

Ik woon dan wel in de Randstad en inderdaad het is hier overbevolkt, maar langs mijn routes zitten niet zo heel veel zaken die voor mij plaswaardig zijn. Neem bijvoorbeeld Vos aan de ringvaart – het liefst plas ik bij fietsgerelateerde zaken – ik vind dat niet zo’n fijne zaak, dus daar plas ik liever niet. Dan is er de bakker aan de ringvaart, die grote fabriek. Daar zal het best wel eens goed plassen kunnen zijn, maar ik zie geen plek voor mijn fiets. En bosjes.... die zitten daar ook al niet!

Bij Ouderkerk is het wat beter. Ik heb daar immers gewerkt, dus ja, ik voel me kind aan huis. Maar toch durf ik daar niet drie a vier keer per week aan te kloppen. Dus heb ik in dat dorp nu ook het tankstation en de bosjes tussen het dorp en de rotonde in.

Soms kan ik geen plek vinden en besluit ik door te fietsen...

10 km
20 km
30 km

heee een garage, zal ik daar... zoef ik ben er voorbij...
40 km
50 km

oei, oei, oei het begint een beetje pijn te doen...
60 km en dan zit ik juist bij dat deprimerende kale stuk met veel te veel huizen, of daar langs de Schipholweg waar de struikjes aan de andere kant van het water zitten...
70 km, ach ik ben bijna thuis, nu kan ik het wel inhouden
80 km, de molen van Sloten al in zicht....
Na 86 km mijn plas ophouden ren ik vloekend op mijn fietsschoenen naar boven, met mijn fiets op de schouder en net op tijd, met kromme benen haal ik het toilet.

Het acht kilometer plasje en de locaties, waarom doe ik zo moeilijk en leg ik mezelf zeker 80 km last op?

Doodgewoon omdat ik niet als een zeikerd te boek wil staan.

Maarre...

...zo’n plasje is helemaal niet erg, maar ik snap gewoon niet waar het ding vandaan komt!

Sunday, January 16, 2011

Het kan vriezen, het kan dooien

Waar ik gisteren met tranen richting huis reed, heb ik vandaag een kleine overwinning behaald. Mijn zevende keer schaatsen en voor het eerst was ik niet het sulletje van de baan. Ik heb zelfs een paar Rondjes gereden op de snelle baan.

Ik gebruik de hoofdletter R, want de rondjes deden mijn benen, armen en zelfs handen trillen. Bij elke bocht ging ik dieper zitten en op de lange stukken schaatste ik lekker door.

Ik kan - logisch zo na zeven keer schaatsen - nog geen pootje over. Om het te leren ben ik nu in de bochten, voeten naast elkaar, aan het leren hoe het voelt om de bocht te rijden. Na een paar keer begrijpt mijn linker been het wat beter.

Het schijnt dat ik er gevoel voor heb, dat schaatsen. het enige gevoel wat ik nu heb zijn blubberbenen. Mijn eigen schuld, ik moest zonodig na de eerste, tweede en derde keer verzuren nog ene paar rondjes doen.... net zolang totdat ik nauwelijks meer bleef staan..... en toen was er chocomel!

Geen tranen voor mij vandaag.... maar gewoon een grote grijns.

Saturday, January 15, 2011

Mee!

Fietsen – of gewoon sporten – valt zwaar als je niet helemaal fit bent. Zo rond deze tijd van het jaar zijn veel fietsers niet fit doordat ze weinig uren op de fiets zaten in de winter. Anderen modderen met hun gezondheid. Vlak voor of vlak na een griep of kouwtje kan sporten zelfs pijn doen.

Vandaag ben ik voor de eerste keer mee gegaan met de training van de club. Vorig jaar trainde ik op woensdagavond met de dames en dit jaar heb ik besloten met de heren mee te trainen. Na het rijden op mijn crosser en wat ritjes met een clubgenoot viel het me op dat ik – voor mijn doen – best sterk ben op het moment. Ik ben mooi de winter uit gekomen. Ik heb wel wat advies gevraagd bij die clubgenoot… of ik wel mee zou kunnen komen was vooral mijn vraag. “Jawel hoor, als ik zie hoe jij vorige week mee reed kan je dat met gemak.” was zijn antwoord.

Goede hoop!

Donderdag trainde ik met de crosser op het parcoursje - rondom het weg parcours - op Sloten. Mijn zelfvertrouwen en sterke benen vielen mij op, maar ik ben op tijd gestopt. Ik voelde natte, slaperige ogen en mijn luchtwegen leken licht geïrriteerd. ’s Avonds aan de telefoon met goede vriend het trainingsmaatje – niet te verwarren met het clubgenootje – sprak ik met trots over mijn vorm.

Vrijdagavond zag ik op weer.nl dat het vandaag zou gaan waaien, na wat overwegingen besloot ik vol zelfvertrouwen naar bed te gaan. Ik weet dat als ik de juiste positie pak in de groep dat ik meekom. Pas met wind in de rug zal het opvallen dat ik wat minder sterk ben, want dan valt het voordeel van de groep weg.

Vanmorgen werd ik lekker fris wakker, stapte onder de douche, liet de hond uit en met een ontbijtje met koffie in de buik stapte ik op de fiets. Afspraakpunt… De Haan wielersport in Ouderkerk aan de Amstel. De groep verzamelde zich, veel jeugd op extreem luxe fietsjes en een paar mij bekende Amstelamateurs. “Oh wat leuk! Ik hoor erbij!” dacht ik opgewonden. De groep splitste meteen in een groep met jeugd en eventueel de dames en de groep met amateurs en nog iets wat ik niet verstond. “Amateurs! Dat ben ik! Dat is mijn groep!” dacht ik terwijl ik meereed. De brug over, langs de achterkant van het dorp en dan over dat gele stuk asfalt weer terug langs de Amstel. Onder de brug door en ….. POEF! WIND! PLAT OP MIJN POFFERTJE!

Twee meter, doortrappen, drie meter, alles geven want ik moet mijn fijne positie pakken waarvan ik zeker weet dat ik mee kom, vier meter, aanzetten …. En flop, flop, flop mijn benen weigeren dienst. Met mijn maximale hartslag sta ik binnen vijf minuten training bijna stil. En mijn groepje? Mijn groepje rijdt door.

Ik heb me omgedraaid en ben naar de jeugd gereden. Hoe dan ook, ik moest en zou trainen. Na een half uur mee met de jeugd voelde ik dat mijn benen niet meer wilden, mijn armen deden zo’n pijn dat ik niet meer wist hoe het stuur vast te houden. Ik heb me af laten zakken en een groet gemompeld. Met tranen in de ogen  ben ik naar huis gegaan.

Ik wilde zo graag. Alleen zat het er niet in vandaag. Ik zit nu op de bank, beentjes omhoog. Ze doen pijn, tot diep in mijn botten. Deze week maar rustig aan. Volgende week kan ik weer mee.

Wednesday, January 5, 2011

The unbearable lightness of cycling!

Fietsbroek, Polarborstband, sport-bh, zweetshirt, lange broek, shirt met lange mouw, jasje, windstoppertjes, sokken, Buff voor op hoofd, Buff voor om mijn nek, iPod in achtervakje, schoenen, overschoenen, helm op, bril, een sultana, reserve bandje, handschoenen aan, Polar pakken, naar de fiets lopen.....

Waaaaaat?! Het ding ligt nog uit elkaar na de vorige schoonmaak beurt. Fietskleren zijn heel warm als je binnen bent, ze zijn erop ontworpen om buiten, met rijwind warm te zijn. Dus niet binnen terwijl ik met enige irritatie mijn cassette op mijn achterwiel zet.

Het is fris, bewolkt en er staat een koude wind. Ik heb geen zin in de hele ringvaart, dus ik besluit hem tot Crucius te pakken en dan weer terug. Op die manier heb ik een duidelijk idee van wat me te wachten staat en heb ik toch een leuk stukje gereden. De bedoeling is om deze rit in een lage D1 te rijden en ik heb het gevoel lekkere benen te hebben. Op de iPod heb ik een gesproken boek, dat werkt voor mij tijdens rustige trainingen.

Bij de voordeur begint de buurvrouw tegen me te praten – je weet wel – de buurvrouw die altijd zo lang van stof is. Ik mompel wat en stap op mijn fiets, maar eigenlijk schaam ik me omdat ik haar afgepoeierd heb. Het is geen slechte vrouw, maar die verhalen over haar zoon boeien me gewoon niet altijd.

Op naar de ringvaart!

Bij Sloten kies ik ervoor om niet de brug over de ringvaart te nemen. Afgelopen weekend was deze zeer glad en ik wil niet plat op mijn poffertje, met een paar tanden in het asfalt eindigen. Wat blijkt? Mijn b route is nog veel erger... twintig meter klunen omdat er ijsplaten op de weg liggen. Resultaat? Een ijsbal onder mijn schoenplaatje en vlak voor de neus van een charmant ogende jongen lukt het me niet om in te klikken.
@%#$%^ @%$%^ nog an toe!

De ringvaart op... ik heb inderdaad goede benen, de wind lijkt me voor geen meter in de weg te zitten. De dorpjes trekken aan me voorbij en vlak na halfweg krijg ik de wind in de rug, met een lage hartslag trap ik een flinke vaart weg en voel me alsof ik vleugels heb. Wat is het toch lekker rijden op de weg na al die dwaze sneeuw stormen en cross dagen. Ik ben benieuwd hoe hard ik ga en check mijn Polar.... waaaat? Hij doet het niet? Ik stop, spuug op mijn vingers en rommel tussen alle lagen kleding door naar mijn borstband. Dat kan de enige oorzaak zijn, de borstband is niet nat en pikt dus mijn hartslag niet op. Dat krijg je met zo’n rustige training in de kou, ik zweet niet. Een paar auto’s rijden voorbij terwijl ik op mijn vingers spuug en met mijn hand mijn shirt in ga ten hoogte van mijn borsten. Ik hoop van harte dat ze niets vreemds ervan denken. Mijn Polar pikt niets op en van irritatie gaat mijn hartslag omhoog. Dan maar doorrijden op snelheid en cadans. Door op mijn ademhaling te letten kan ik wel gokken hoe ik ervoor sta met mijn hartslag.

Ineens voelt mijn training zwaar, alles wat tegen zat vandaag heeft zich in mijn hoofd genesteld en lijkt tegen me te schreeuwen: “Draai om! Draai om! Ga naar huis mijn kind! Je hoort niet te fietsen tijdens deze dagen van bar en boos!” Vlak voor Crucius heb ik het gehad en ik geef op, ik draai om. Met de staart tussen de benen en de kaken op elkaar geklemd rijd ik terug. “Wat een rotdag.” Mompel ik tegen mezelf.

Thuis gekomen krabbel ik de afstand en de snelheid in mijn trainings-logboekje en pak een zak chips en wat cola.

Het was gewoon zo’n soort dag.

“Ach,” vertel ik mezelf “de gemiddelde wielertoerist heeft sowieso zijn fiets niet aangeraakt en ik wel.”