Er is iets veranderd in me, in hoe ik naar het fietsen kijk en het bevalt me niet. Ik begrijp het wel, maar accepteer het niet. Vanmorgen werd ik wakker en dacht ik “bleh, ik heb geen zin in fietsen” Zo ken ik mezelf niet. Ik heb juist het hele jaar getraind en dan ook niet zomaar; ’s morgens voordat ik ging werken, als het niet zulk goed weer was, als ik moe was en zelfs op 1 januari... en nu heb ik niet zo’n zin in fietsen.
Nu had ik dat al een tijdje, eigenlijk sinds ik terug ben van de Alpe. Eerst heb ik mijn schema vastgehouden en mezelf gedwongen te trainen, maar ik merkte dat ik niet lekker op de fiets zat. Pijntjes deden meer zeer en kilometers vraten meer van me, in mijn hoofd leken ritten van te voren al langer en mijn hartslag zat net iets hoger. Toen besloot ik mezelf maar “een break” te geven en op de fiets te stappen als ik het echt wilde. Dat hielp, ik kreeg mijn motivatie terug en reed in 1 week drie keer het rondje ringvaart... en toen.... toen werd ik ziek.
Ik heb enorm genoten van de interviews met Cavendish de laatste tijd. Ik vond hem vorig jaar een beetje arrogant en dit jaar bleek hij ineens mens te zijn. Met de proloog in Rotterdam reed hij niet geniaal, hij hield in voor de finish, dat was vreemd. In het peleton, de dagen erna, was hij aan het rommelen, kwakte wat, was betrokken in een valpartij en haalde zijn ritzeges niet binnen. Totdat er een knopje bij hem om ging, nadat hij geklopt was in de sprint door Petacchi, de dag erna was de oude Cav weer terug. Waarschijnlijk was hij fysiek wel fris en goed getraind, maar zat het hoofd niet lekker.
Het hoofd is van groot belang, vorig jaar heeft Alberto Contador weten te winnen terwijl er om hem heen in zijn eigen team allemaal drama was. In zijn eigen team werd het hem niet gegund om te winnen, de gesprekken met de pers gingen allemaal over hem en Armstrong en Contador hield het hoofd koel en wist te presteren.
Sporter zijn is zoveel meer dan alleen maar fysieke prestatie leveren, het is zoveel meer dan hard trainen. Natuurlijk is dat belangrijk, maar als het koppie niet meedoet, dan lukt het afzien niet. Soms zit ik op de fiets en is mijn hoofd alleen maar bezig met verhalen over hoe het echt niet okay is om op de fiets te zitten, dat ik beter kan omkeren. Het is dan best moeilijk om geen aandacht aan dat hoofd te besteden en gewoon rustig door te trappen. Het is moeilijk... maar ik kan het wel en meestal levert het doorrijden een gevoel van tevredenheid op. Doorzetten kan mij trots maken. Maar er is meer... goed kunnen sporten, goed kunnen afzien en goed kunnen doorzetten alleen is niet echt een balans, het is ook nodig om op tijd te stoppen en rust te nemen. Als het hoofd zo tegenspartelt is dat een teken dat er iets speelt, dat er in de balans die mij vooruit doet rijden iets overhelt naar de verkeerde kant.
Ik las pas een stuk over Armstrong, het vertelde mij dat woede zijn motor is, dat hij daarop hard kan rijden. Iedereen heeft wel zijn eigen motor, in een column had Boogie het over het vuur dat hij mist bij een renner als Gesink, later zei hij op tv wel dat het misschien wel de rust van Gesink is die hem tot een goede renner maakt. Iedereen, wat ie ook doet, van poldertrapster tot prof renner, heeft zijn eigen motor waarop het best gereden kan worden. Die van mij wilt even rust... en ik ken mezelf, woede, pushen, frustratie en andere harde emoties werken niet, die maken dat ik stop met bewegen. Bij mij werkt het om vriendelijk tegen mezelf te zijn, te accepteren dat het er nu even niet is en om langzaamaan de zuigende onrust van het niets doen te ervaren en deze te doen groeien.
Even genieten van mijn vrienden en de zwoele zomeravonden, lekker eten en ontspannen leven... van binnen groeit mijn kracht, deze zwelt aan tot een bijna niet te houden explosie. Mijn motor is de onrust van de leegte, mijn verlossing is de stilte van het afzien... nog even en ik ga weer.
En tot die tijd... hang ik in het wiel bij mijn vrienden en maak ik plezier, dat mag namelijk ook.